Het regent gifstoffen

De persistente, bio-accumuleerbare en toxische chemische stoffen (PBT’s) kunnen vandaag teruggevonden worden in alle geledingen van ons milieu: op het land en in het water (bodems, afzettingen in zeeën en meren…) zelfs tot in de poolgebieden en de Alpen. In sommige gevallen is hun hoeveelheid de laatste jaren exponentieel gestegen. De aandacht van de wetenschap voor deze vervuiling is de laatste tijd opmerkelijk gegroeid.

In 2018 hebben wij zelf vers gevallen sneeuw op diverse stoffen laten onderzoeken door een laboratorium. Het resultaat was verbluffend en hadden wij nooit verwacht, stoffen zoals lood, cadmium en zelfs strontium (radioactief) waren in ruime mate aanwezig in het sneeuwmonster.

Hoe vindt deze vervuiling plaats?

Hoe komen deze chemische stoffen terecht in streken die zo ver afgelegen zijn van hun uitstootplaats? De hypothese die het meest voor de hand ligt, is deze van besmetting via de atmosfeer.
Deze chemische stoffen zijn in feite “zwervende giffen”, die in de meeste gevallen vluchtig of half-vluchtig zijn. Ze verdampen en worden door de wind soms duizenden kilometers meegevoerd. Deze verplaatsing gebeurt in het algemeen door stromingen in de atmosfeer van warmere streken naar koudere streken.

Als deze chemische stoffen de koudere streken bereiken, condenseren ze en vallen op de bodem samen met de neerslag. Omdat deze stoffen moeilijk afbreekbaar zijn, verdwijnen ze maar langzaam uit de lucht, het water en de bodem. Deze afbraakprocessen verlopen moeizamer naarmate de temperatuur lager en het zonlicht zwakker is. Deze stoffen zijn meestal ook bio-accumuleerbaar: ze stapelen zich op in het vetweefsel van levende organismen. Zo groeit hun concentratie vanaf de kleine organismen tot bij de vogels en de zoogdieren, met aan het einde van de voedselketen de mens.

Waar worden ze aangetroffen?

Overal! Deze eigenschappen, namelijk dat ze moeilijk afbreekbaar, bio-accumuleerbaar en (half)vluchtig zijn, zorgen ervoor dat er geen enkele regio op onze planeet gespaard lijkt van vervuiling. Zo zijn er alkylfenolen gemeten in sedimenten uit de Noordzee en uit de baai van Tokio, maar ook in het weefsel van roofvissen uit de Adriatische zee. Gebromeerde vlamvertragers zijn dan weer teruggevonden in forellen uit de Amerikaanse Grote Meren, in Baltische zalm, in mosselen uit Singapore, in baars voor de kust van Litouwen, maar ook in organismen in het water van het Scheldebekken. Organotinverbindingen zijn dan weer opgemeten in Deense en Zweedse wateren, in zeehonden uit de Kaspische zee, alsook in sommige organen van dolfijnen en walvissen.

Besmetting van het regenwater.

Van februari tot april 2003 zijn stalen regenwater verzameld op een vijftigtal plaatsen verspreid over drie landen: Nederland, België en Duitsland. Deze stalen zijn geanalyseerd in een onafhankelijk en geaccrediteerd labo. De resultaten geven aan dat er persistente, bio-accumuleerbare en potentieel toxische stoffen (PBT’s) zitten in de meeste regenwaterstalen: bisfenol-A, alkylfenolen, gebromeerde vlamvertragers alsook ftalaten waren alomtegenwoordig. De hoogste concentraties werden meestal opgemeten in de nabijheid van bedrijven die deze stoffen produceren.

Onzichtbare chemie

Onderzoek naar giftige stoffen in regenwater.

Samenvatting: Risico’s

Greenpeace vindt dat schadelijke stoffen niet thuishoren in het milieu. Dagelijks worden we geconfronteerd met onzichtbare chemische stoffen in bijvoorbeeld computers, vinylvloerbedekking, cosmetica, matrassen en voeding. Maar, zoals Greenpeace aantoonde: ook in ons huisstof en in het regenwater.

Voor werknemers en omwonenden van productielocaties waar POP’s worden geproduceerd en/of gebruikt geldt nog een extra concentratiebelasting. De verdere verspreiding van giftige, bioaccumulerende en persistente stoffen moet worden gestopt, overeenkomstig de afspraken die zijn gemaakt binnen de EU en in het OSPAR- en het VN-verdrag over POP’s. De risico’s voor mensen, dieren en milieu zijn eenvoudigweg te groot – voor zovér we iets weten over de meer dan honderdduizend chemische stoffen die inmiddels zijn geproduceerd. Naar veel stoffen die al lang in gebruik zijn is nog niet of nauwelijks onderzoek gedaan. Maar wat we weten is genoeg om het voorzorgprincipe toe te passen.

Substitutie nu

De belangrijkste conclusie die we kunnen trekken uit dit rapport, is dat substitutie van wezenlijk en onmiddellijk belang is. Het is niet langer de vraag óf substitutie nodig is, maar hóe we dit moeten verwezenlijken. Omschakeling van de ene schadelijke stof naar een iets minder schadelijke stof is geen oplossing. Producenten schuiven de ftalaten DINP en DIDP naar voren als mogelijke vervangers van het schadelijke DEHP. Maar ook deze ftalaten zijn schadelijk voor het milieu en de gezondheid van mensen (VROM, 2002). Daarom stelt het Beleidsstandpunt Weekmakers van VROM dat DEHP niet op grote schaal mag worden vervangen door DINP en DIDP. Uit dit onderzoek blijkt echter dat de verspreiding en concentraties van DINP en DEHP op dit moment al vergelijkbaar zijn.

Eenzelfde ontwikkeling zien we bij de omschakeling van nitromusken naar polycyclische musken.

Alternatieven

Ooit werden de uitvinders van deze chemische stoffen geprezen, vanwege de toepasbaarheid in tal van producten. Maar de concentraties die we aantreffen in het regenwater tonen de keerzijde van deze medaille. Producenten kunnen zich niet langer verschuilen achter het ‘onvermijdelijke’ gebruik van deze schadelijke stoffen. Alternatieven bestaan voor bijna alle stoffen. Vervangers voor broomhoudende brandvertragers zijn onder meer fosforesters zonder broom of chloor, magnesium hydroxide en aluminium trihydraat.

Ook bestaan speciale verfsoorten en lakken waarmee hout of staal brandvertragend wordt gemaakt. Ftalaten worden voor negentig procent gebruikt om PVC flexibel te maken (VROM, 2002). PVC-producten als elektriciteitskabels zijn vaak makkelijk te vervangen door minder schadelijke plastics als PE en PP. In plaats van vinyl kunnen linoleum, plavuizen of hout de vloer bedekken. Alternatieven voor PVC-speelgoed zijn speeltjes van stof, hout of minder schadelijke plastics. Voor een aantal producten is vermoedelijk nog geen alternatief beschikbaar. In die gevallen moet de (chemische) industrie prioriteit geven aan het ontwikkelen van onschadelijke alternatieven.

Wat wil Greenpeace

· Onmiddellijk verbod op productie en gebruik van POP’s

· De industrie moet overstappen op schone productieprocessen en onschadelijke alternatieven – indien deze niet voorhanden zijn moet zij deze zo snel mogelijk ontwikkelen

· Chemische stoffen pas produceren als vaststaat dat ze daadwerkelijk onschadelijk zijn

· Volledige openbaarheid van proces- en productsamenstelling, inclusief de effecten en stofeigenschappen

Bron: Greenpeace, voor het volledige onderzoek zie onderstaande link.

Onzichtbare chemie 

Ook een interessante link: http://www.sdnl.nl/column-4.htm

Het bovenstaande onderzoek toont de gevolgen  voor alle vollegrond geteelde gewassen aan. Het wordt steeds moeilijker om nog schone en veilige voeding te telen.

Water vitalisering voor de glastuinbouw